rugzak
Op deze page staat een lijst met mogelijke items die je in je rugzak kunt hebben na het overleven van misbruik. Daarbij steeds een korte uitleg een verwijzing naar de bijbehorende site.
TRAUMA = overweldigende gebeurtenis:
gaat veel verder dan een stressvolle gebeurtenis omdat een traumatische gebeurtenis hevige angst oproept als gevolg van doodsdreiging of (seksueel) geweld
PTSS = post traumatische stressstoornis:
als een (veelal enkelvoudig, kortdurend) trauma niet goed verwerkt kon worden, blijf je daarin steken en krijg je vaak herbelevingen via triggers (woorden, geuren, kleuren, beelden, geluiden die je terugbrengen in je traumatische ervaring), nachtmerries, angst- en/of woedeaanvallen, depressie, lichamelijke klachten… je kunt totaal ontregeld raken
Lotgenotencontact + info
CPTSS = complexe post traumatische stressstoornis:
meestal na langdurig (veelal verschillende vormen van) ernstige traumatisering. Kan zich uiten in herbelevingen, nachtmerries, triggervermijding, negatief zelfbeeld, emotionele problemen, wantrouwen, verdringing (amnesie), concentratiestoornissen, slaapproblemen, veel lichamelijke klachten en dissociatie (met uw aandacht nauwelijks nog in uw lichaam aanwezig zijn)
AMNESIE = geheugenstoornis:
iets vreselijks dat je is overkomen was zo erg dat je het verdringt en het niet meer weet (overlevingsmechanisme)
DIS NAO = dissociatieve stoornissen niet anders omschreven:
vervreemden van zichzelf, dérealisatie, vluchtgedrag als de stress te hoog op loopt (bijv: niet kunnen voelen, verlammen, niet kunnen spreken/ zien/ horen)
DIS, MPS = dissociatie middels alters, meervoudige persoonlijkheid stoornis:
o.i.v. een zwaar trauma kan een deel van de persoonlijkheid zich afsplitsen en zich een eigen identiteit aanmeten; wanneer deze 'alter' de hoofdpersoon 'overneemt' is er naderhand geen herinnering aan wat de alter heeft beleefd of gedaan; (een alter kan anders reageren op medicatie dan de hoofdpersoon, en bijvoorbeeld ook diabetes of een allegie hebben i.t.t. de hoofdpersoon)
Lotgenotencontact + info
SUÏCIDALITEIT = gedachten aan zelfmoord, de wens om zelfmoord te plegen, daadwerkelijk zelfmoord plegen
Informatie over persoonlijkheidsstoornissen
BPS = borderline persoonlijkheidsstoornis:
vaak met een aantal van de volgende kenmerken: minderwaardigheidscomplex, automutilatie, manipulatie, zwart/wit-denken, extreme (voor)oordelen, dissociatie, verlatingsangst, eenzaamheid (ook in groepen), ervaren extreem sterke emoties (soms zo hevig dat via dissociatieve verschijnselen overleefd wordt)
Lotgenotencontact + info
http://www.stichtingborderline.nl
PPS = paranoïde persoonlijkheidsstoornis:
enorm wantrouwend, anderen zien als een bedreiging, overal iets achter zoeken, denkt star, is achterdochtig en rancuneus
SPS = schizoïde persoonlijkheidsstoornis:
emotioneel afgevlakte, afstandelijke, kille types, Einzelgängers, ongevoelig voor complimenten of kritiek, geen behoefte aan of afkeer van intimiteit, houdt iedereen buiten, geen vertrouwelingen
STPS = schizotypische persoonlijkheidsstoornis:
eigenaardig type met vage/ magische ideeën, voelt zich ongemakkelijk in sociale contacten en bij intimiteit, zonderling exentriek gedrag en/of uiterlijk, is extreem bang, zelfs in vertrouwde omgeving, gevoelig voor psychoses
ASPS = antisociale persoonlijkheidsstoornis:
machtswellusteling, roekeloos, impulsief type, liegt voor de lol, ontploft snel, is wars van orde en regels, overschrijdt grenzen en schendt rechten, voelt geen spijt voor zijn (erge) daden, praat zijn gedrag zelfs goed
TPS = theatrale persoonlijkheidsstoornis:
eist alle aandacht op, is uitdagend en verleidelijk, noemt een vage kennis zijn beste vriend, veranderlijk type met weinig diepgang, spreekt beeldend en ongenuanceerd, overdrijft, is duidelijk aanwezig
NPS = narcistische persoonlijkheidsstoornis:
hooghartig, jaloers type met grootheidswaanzin, presteert middelmatig maar ziet zichzelf aan de top, vertoeft graag tussen ‘gelijken’ dus niet onder het plebs, verwacht dat je hem voortrekt, ziet anderen als gebruiksvoorwerpen, wil zich niet kunnen inleven in anderen
APS = afhankelijke persoonlijkheidsstoornis:
besluiteloos, afhankelijk type met verlatingsangst dat leiding zoekt, is een meeprater, draalt, kan van alles maar heeft geen zelfvertrouwen, zoekt gezelschap, kan niet zonder partner, voelt zich snel aan zijn lot overgelaten
OPS = ontwijkende persoonlijkheidsstoornis:
verlegen type, vermijdt contact uit angst voor kritiek en afwijzing, vindt zichzelf niet goed en niet mooi genoeg, is bang uitgelachen te worden, mijdt risico’s
OCPS = obsessief-compulsieve persoonlijkheids stoornis:
overdreven perfectionist uit angst niet goed genoeg gevonden te worden, maakt van een mug een olifant, verliest zich in details, koppig type mer rigide waarden en normen, is hebberig, kan niet loslaten (weggooien noch delegeren), leidt graag de onderdanigen want hij kan niet samenwerken, is voorbereid op rampen, lijdt aan dwangneuroses
Informatie + tips bij eetstoornissen
http://www.novarum.nl/eetproblemen
OBESITAS = vetzucht:
vaak door emotie-eten van calorierijke voeding, zichzelf troosten met eten
ANOREXIA NERVOSA = gebrek aan eetlust door spanningen:
zichzelf uithongeren als controlemiddel, vaak gepaard gaande met bewegingsdrang, veel koffie/ grapefruitsap drinken, ziet zichzelf veel dikker dan in werkelijkheid
BOULIMIA NERVOSA = honger als een rund door spanningen:
wie zich onbegrepen en eenzaam voelt kan heimelijk structureel dwangmatige (vr)eetbuien krijgen met braakopwekking/ laxatie/ vasten als controlemiddel, tot de volgende (vr)eetbui; ondervoeding, tandbederf, schaamte
BED = binge eating disorder:
als boulimia, maar zonder braken etc, gevolg is enorm gewichtstoename
Andere terminologieën
AUTOMUTILATIE = zelfbeschadiging:
door jezelf te pijnigen en/of te beschadigen probeer je controle te krijgen ove de pijn die je niet kunt hanteren
MANIPULATIE = anderen naar je hand zetten:
slim overheersend gedrag en enorme drang om te overtuigen
VERLATINGSANGST = angst om verlaten te worden:
meestal ontstaan nadat er in je kindertijd een belangrijk iemand is weggevallen of later, als je meerdere keren achter elkaar dierbaren verliest, je vastklampen aan iemand die belangrijk voor je is uit angst die te verliezen
BINDINGSANGST = angst om zich te binden in een relatie:
meestal ontstaan nadat in je kindertijd een belangrijk iemand is weggevallen of als die bedreigend voor je was, geen belangrijke contacten meer durven aangaan uit angst dat iemand die belangrijk voor je is uit angst die te verliezen
MINDERWAARDIGHEIDSCOMPLEX = laag zelfbeeld, niet veel eigenwaarde
FOBIE = angst voor iets: bijv. pleinvrees, smetvrees, angst voor aanraking, mooi zijn, etc
DEPRESSIE = somberheid: als een dipje langer duurt dan 14 dagen kan er sprake zijn van een depressie, een langere periode van somberheid, vaak gepaard gaande met apathie, gebrek aan eetlust, veel slapen
Maak jouw eigen website met JouwWeb